Geschiedenis
Joden in Amersfoort
In Amersfoort bevond zich een bloeiende Joodse gemeenschap. Er woonden 375 Joden in de stad in de jaren dertig van de vorige eeuw. Dat aantal verdubbelde met uit Duitsland gevluchte Joden, die een veiliger plek zochten na de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938. Amersfoort was interessant vanwege de synagoge uit 1727, de oudste nog in functie zijnde synagoge van West-Europa. In 1941 was de gemeenschap uitgegroeid tot 803 zielen.
J-stempel en ontslag
Op 1 juli 1940, kort na de bezetting van Nederland, werd de eerste anti-Joodse maatregel genomen; Joden mochten geen functie meer uitoefenen in de Luchtbescherming. Op 25 november 1940 kwam het bericht bij de gemeente dat vier joden in dienst van de gemeente Amersfoort vanaf 22 november van hun functie waren ontheven, maar voorlopig hun salaris ontvingen tot einde van het contract. Zij werden op 1 maart 1941 ontslagen. De Amersfoortse burgemeester J.C. Graaf van Randwijck had het hier moeilijk mee. Op 10 januari 1941 kregen 803 Joodse inwoners van Amersfoort een vetgedrukte J in hun persoonsbewijs. Deze stempel en registratie gold voor alle personen die geheel of gedeeltelijk van Joodse afkomst waren.
Verboden voor Joden
De Nederlandse Joden werden stap voor stap geïsoleerd van de rest van de bevolking. De drie Amersfoortse bioscopen waren vanaf 8 januari 1941 alleen nog maar toegankelijk voor ‘ariërs’ en werden bij Grand Theatre, City Theater en het Rembrandt Theater bordjes opgehangen: Verboden voor Joden. Af en toe lieten de Duitsers toe dat er concerten werden gegeven in het door hen gevorderde gebouw Amicitia. Voor aanvang van een concert door het Amersfoortse Kunstenaars Genootschap werd vanaf het podium gezegd dat alle Joden de zaal moesten verlaten. Loco-burgemeester Berent Noordewier stond toen als eerste op en de rest van het publiek volgde zijn voorbeeld: iedereen verliet de zaal! Deze loco-burgemeester heeft zich tegen meer anti-Joodse maatregelen verzet. Zo weigerde Noordewier, bij het begin van de bebouwde kom, bordjes met daarop “Joden niet gewenscht” neer te zetten.
Registratie in Amsterdam
Op 26 juni 1942 gaf Hauptsturmführer Aus der Fünten het bevel dat alle Joden in Nederland zich klaar moest maken voor deportatie. Dit bevel werd per brief die vrijdagavond doorgegeven aan de Amersfoortse Joodse Raad. Op 5 juli kreeg iedereen, per extra postbestelling, het bevel om zich in Amsterdam te melden voor registratie. In enkele emotionele bijeenkomsten werd in de sjoel, de school en het vergaderlokaal bij de synagoge, aan de Drieringensteeg, vertelde Henri van Raalte, de voorzitter van de Joodse gemeente en de plaatselijke Joodse Raad, dat de deportatie binnenkort van start zou gaan. Niet veel later is het interieur van de Amersfoortse synagoge gesloopt.
Onderduik of deportatie
De tweehonderd Joodse Amersfoorters die zich hadden geregistreerd moesten eerst naar Amsterdam of Vught gaan. Vanaf juli 1942 volgde deportatie naar de vernietigingskampen van Auschwitz en Sobibor. Op 23 april 1943 werd Amersfoort ‘judenrein’ verklaard. Amersfoort kende relatief veel Joden met voldoende middelen om een onderduikadres te organiseren. In Amersfoort werd weinig actie ondernomen om onderduikers te arresteren. Desondanks kwamen 353 (huidige telling) Joodse Amersfoorters om in de kampen. In Amersfoort is ongeveer vijftig procent van de Joodse inwoners vermoord. Landelijk kwam ongeveer zeventig procent om. In de herfst van 1943 waren de meeste gedeporteerden al omgekomen, door uitputting of de gaskamer.
Verzet in Nederland
Het Nederlands verzet in de tweede wereldoorlog is de verzamelnaam voor alle personen en groepen die tijdens de tweede wereldoorlog weerstand boden aan de Duitse bezetting van Nederland (1940-1945) en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945). Het verzet kenmerkte zich in vergelijking met andere bezette landen door relatief weinig gewapend en gewelddadig verzet en een zeer succesvolle onderduik, die leidde tot een grote verzetsorganisatie, de LO (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers).
Ontwikkeling van verzet
De aanleiding tot ontwikkeling van het verzet ontstond uit de onderduik, aanvankelijk van studenten, die weigerden de Ariërverklaring te tekenen, en daarna Joden en anderen. Daarnaast was er gedurende de oorlog een sterk groeiend aantal mensen, aanvankelijk Joden, en al snel ook andere Nederlanders, vooral jonge mannen zoals studenten of werklozen, die zich onttrokken aan meer Duitse maatregelen door onder te duiken. Al deze mensen hadden vrijwel onmiddellijk voedselbonnen en valse papieren nodig. Men nam een verzetsnaam aan; afspraken werden gecodeerd of uit het hoofd geleerd.
Verzet door schuilplaatsverleners
Na de oorlog werd hulp aan onderduikers niet echt tot het verzet of zelfs maar de illegaliteit gerekend. Naarmate het aantal onderduikers echter steeg, meer dan 350.000 in 1944 in Nederland, hebben ook een sterk groeiend aantal mensen onbaatzuchtig, uit moreel besef of uit naastenliefde een schuilplaats verleend. Ook in Amersfoort zijn vele verzetsstrijders actief geweest, zoals bijvoorbeeld in het Soesterkwartier. Vandaag de dag bestaat de neiging om allen die zich actief of passief onttrokken aan of teweerstelden tegen de Duitse bezetters en hun medestanders uit onder meer de NSB, te kenschetsen als verzetsstrijders, al was het alleen al omdat ook op bijvoorbeeld het simpele onderduiken zelf steeds forsere straffen stonden. Tijdens de oorlog zijn in totaal ruim 3000 Nederlanders gefusilleerd, bijna allemaal verzetsmensen. Na de oorlog hebben de schuilplaatsverleners niet om aandacht gevraagd. De Nederlandse maatschappij heeft hen nooit de eer gegeven, die zij wel verdienen. De Amersfoortse Stichting Schuilplaatsverleners vraagt aandacht en erkenning voor deze vergeten groep.
Jehovah’s Getuigen
Jehova’s Getuigen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog fanatiek vervolgd. Zodra de nazi’s aan de macht kwamen, verboden zij alle religieuze activiteiten van deze geloofsgemeenschap. Het verbod werd massaal overtreden wat leidde tot arrestaties. Vervolgens kregen de gelovigen de keus: een afzweringverklaring tekenen en onmiddellijk in vrijheid gesteld worden of trouw blijven aan het geloof. Dat laatste betekende deportatie naar een concentratiekamp. Zo’n zestig procent tekende niet.
Onderduiken anders dan voor Joden
Voor zover enkele Getuigen uit de handen van de Duitsers wisten te blijven, bleven zij de innerlijke drang tot prediken voelen. Tevens behielden zij de wens hun godsdienstoefeningen bij te blijven wonen. Voltijdspredikers onder de Getuigen probeerden tijdens de bezetting dagelijks het evangelie met anderen te delen, terwijl zij bovendien een groot aandeel hadden in het vervoeren van religieuze lectuur en het transporteren van voedsel en andere benodigdheden voor de geloofsgemeenschap. Van echt onderduiken voor langere tijd door Jehovah’s Getuigen was dus vrijwel geen sprake.
Onderzoek heeft opgeleverd dat ook in Amersfoort drie Jehovah’s Getuigen slachtoffer zijn geworden van het naziregime. Deze gegevens zijn aangereikt door de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen in Nederland.