hier woonde
ANNA CATO BLüHM-SCHREUDERS
vermoord in Sobibor
op 1943-05-14
Anna Cato Schreuders – roepnaam Cato, soms ook wel Hanna – komt op 13 januari 1897 in Amersfoort ter wereld. Ze is de jongste dochter van Meijer Schreuders en Mietje Hilversum. Haar vader kent een kleurrijke jeugd in de Alblasserwaard. Als jongen levert hij al vroeg nogal wat bijdragen – al dan niet geoorloofd – aan de koopwaar (in lorren en benen) van zijn vader. De toenmalige overheid probeert hem regelmatig met straf- en opvoedingsmaatregelen in het gareel te krijgen. Dat lijkt goed te zijn gekomen na zijn huwelijk op 30 maart 1887 met de Amersfoortse Mietje Hilversum. Ze wonen in de Sint Jorisstraat, waar Mietje het logement/koffiehuis ‘De Welkombuis’ heeft. Logement en omringende (krot)woningen zijn in 1928 gesloopt. Van de acht kinderen die Meijer en Mietje krijgen, bereiken er maar 3 de volwassen leeftijd: Hertog, Jacob en Cato.
Logementen
Cato groeit in de binnenstad van Amersfoort op. Na de dood van haar vader in 1909 zal ze mee hebben moeten aanpakken in het logement van haar moeder Mietje, en dat doet ze zolang ze leeft in hun latere logementen in de Breestraat (34) en de Coninckstraat (15). Op haar 19e raakt Cato zwanger van …een lange man van 1 meter 90, een echte Rus… de slagersknecht Henoch Blühm uit Amsterdam, een broer van haar schoonzus Fokje. Vlak voor hun huwelijk, op 20 augustus 1916, schrijft ze zich in het bevolkingsregister van Amsterdam in als dienstbode. Tien dagen later, op 30 augustus 1916, gaat ze als getrouwde vrouw terug naar de Sint Jorisstraat en een paar maanden later, op 1 januari 1918, wordt ze moeder van een zoon. Meijer noemt ze hem, naar haar overleden vader. Twee maanden voor zijn eerste verjaardag overkomt haar een groot verdriet: de kleine Meijer overlijdt. Een paar jaar later is ze weer zwanger. Op 20 februari 1922 krijgt ze een dochter, Dora Dewehre, en in 1929 nog een jongetje dat opnieuw de naam Meijer krijgt.
Redelijke welstand
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog woont Cato met man en kinderen in de Coninckstraat, op nummer 15. Op dit adres heeft ze samen met haar man Henoch een vergunning voor een logement met de naam ‘De Zon’, vermoedelijk een soort nachtopvang voor oude mannen zonder vaste slaapplek. Cato moet het redelijk goed hebben gehad in die jaren, met onder meer armslag om in de zomermaanden de familie uit ‘de grote stad’ uit te nodigen voor logeerpartijtjes in Amersfoort. Een van de weinige overlevenden, neef Jaap Huisman, vertelt na de oorlog met warmte en nostalgie over het logeren bij zijn tante Cato en over hoe hij met zijn neef Meijertje heeft rondgebanjerd in de Amersfoortse binnenstad.
Alles verandert in 1940
Het uitbreken van de oorlog en de bezetting verandert alles. De Duitsers kondigen al snel de eerste antisemitische maatregelen af, en die volgen elkaar daarna in een hoog tempo op. Een normaal leven is binnen een paar maanden vrijwel uitgesloten. Joden worden geïsoleerd, gebrandmerkt, ontrecht en onteigend, en vanaf juni 1942 opgeroepen voor deportatie. Cato neemt samen met Henoch maatregelen. Huisraad en bezittingen worden ondergebracht bij kennissen, bij vrienden, bij relaties, in Amersfoort en daarbuiten, in de hoop het te kunnen vrijwaren van roof door de Duitsers en het ooit weer terug te krijgen. Zijzelf geeft geen gehoor aan de deportatieoproep, maar haar man wel. Met haar twee kinderen duikt ze onder in Nijkerkerveen.
Gezocht door Amersfoortse politie
Getuige bericht 1631 in het Algemeen Politieblad van 27 augustus 1942 opent de Amersfoortse politie daarna de ‘jodenjacht’ op haar en haar kinderen:
’De commissaris van Politie te Amersfoort (verzoekt) opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Anna Cato Blühm-Schreuders, haar minderjarige dochter Dewehre Blühm en haar minderjarige zoon Meijer Blühm’.
De onderduik lukt een paar maanden, maar begin mei 1943 slaat het noodlot toe. Ze worden verraden en naar Westerbork gestuurd. Haar man Henoch Blühm is dan al via Vledder en Westerbork gedeporteerd naar Auschwitz. Cato en haar kinderen Dora Dewehre en Meijer Blühm staan op 11 mei 1943 op de transportlijst naar vernietigingskamp Sobibor, Op 14 mei 1943 zijn ze alle drie direct na aankomst vermoord. Van dit transport van meer dan 1400 mensen overleeft maar 1 man de oorlog.
Nalatenschap
Na de oorlog claimt een aantal overlevenden van de familie, waaronder haar oom Nathan Hilversum uit Amersfoort, de bezittingen van Cato en haar man. De correspondentie hierover is na te lezen in een dossier bij het Nederlands Beheersinstituut (NBI) in het Nationaal Archief in Den Haag. Het duurt nog tot begin jaren vijftig voordat haar nalatenschap door het NBI als afgerond wordt beschouwd.