Coninckstraat 15
hier woonde
DORA DEWEHRE BLüHM
vermoord in Sobibor
op 1943-05-14
Dora Dewehre Blühm achter haar vriendin

Dora Dewehre Blühm achter haar vriendin (Bron: Joods Monument)

Dora Dewehre Blühm heeft in haar korte leven weinig sporen nagelaten in de archieven, maar haar geboorteakte is er wel. Daar heeft de ambtenaar in een fraai handschrift geschreven dat ze op 20 februari 1922 ‘des namiddags ten half twaalf ure’ in de Sint Jorisstraat 20C in Amersfoort is geboren. Dat is bijna vier jaar nadat het eerste kind van haar ouders, Anna Cato Schreuders en Henoch Blühm, vermoedelijk aan de Spaanse griep, is overleden. Addy Schuurman beschrijft in zijn artikel ‘De Spaanse griep van 1918: Amersfoort in rouw gedompeld?’ (De Stadsbron, 2 maart 2020) het verloop van deze ‘windvlaag des doods’ die van 1918-1920 door ons land raast en ook Amersfoort treft.

Dora is vernoemd naar haar oma van vaders kant, Dora Dewehre Diamant. Haar moeder Cato is in die jaren samen met oma Mietje Hilversum uit Amersfoort uitbaatster van een logement annex koffiehuis in de Sint Jorisstraat. Op een foto staan ze voor het koffiehuis en kijkt Dora op de arm van haar moeder Cato samen met oma Mietje in de lens van de fotograaf. De Sint Jorisstraat is dan vervallen, met verkrotte woningen die in later jaren worden afgebroken.

Van Amersfoort naar Amsterdam

Ze groeit op in Amersfoort, met een uitgebreide familie om zich heen. Met de eveneens uitgebreide Amsterdamse familie van haar vader Henoch is er ook veel contact over en weer. ‘Amsterdam’ komt hier graag logeren. Jaap Huisman, een van de weinigen van die grote familie die de verschrikkingen van de oorlog overleeft, logeert voor de oorlog wel drie zomervakanties in de Coninckstraat. Hij herinnert het zich nog goed: met de trein naar Amersfoort, naar zijn tante en oom, spelen met Meijer, en tersluiks:

‘…Van een afstand bewonderend kijken naar zijn grote nicht Dora, die hij heimelijk een schoonheid vindt….’

Dora vertrekt in 1939 als mooie jonge vrouw naar Amsterdam. Misschien is werk de reden – op haar Amsterdamse archiefkaart staat bij beroep genoteerd: ‘verkoopster en conf. naaister’ (red.: confectie) – en kan ze in Amsterdam makkelijker aan de slag komen. Korte tijd staat ze ingeschreven op het adres Zwanenburgwal 92, hetzelfde adres waar de man van haar tante Fokje, Jacob Schreuders, geregistreerd staat. Daar blijft ze maar kort. Op 14 november 1939 verhuist ze weer, naar de Nieuwe Achtergracht 65 om in november 1940 weer terug te keren naar haar ouders in Amersfoort. In de twee jaar die volgen krijgen de antisemitische maatregelen van de bezetter het joodse bevolkingsdeel steeds meer in hun wurggreep. Als Joodse kan Dora niets meer en mag ze niets meer, en wordt ze buitengesloten van het leven van alledag.

Onderduiken in Nijkerkerveen

In juni 1942 krijgt ze een oproep voor deportatie. Ze geeft er geen gehoor aan, maar duikt samen met haar moeder en haar broer onder bij een familie in Nijkerkerveen. De toenmalige Amersfoortse politie laat het er niet bij zitten en plaatst een opsporingsbericht in het Algemeen Politieblad van 27 augustus 1942. Verraad maakt in mei 1943 een eind aan de onderduik. Alle drie worden ze gearresteerd en overgebracht naar Westerbork. Haar vader Henoch Blühm is dan al niet meer in leven. Dora vertrekt op 11 mei 1943 met haar moeder Anna Cato Schreuders, haar broer Meijer en meer dan 1400 anderen, naar het Sobibor. Het kamp ziet eruit als een dorp, maar de werkelijkheid is van een onvoorstelbare gruwelijkheid: op een man na wordt iedereen bij aankomst 3 dagen later direct vermoord. Dora Bluhm was toen pas 21 jaar oud.