hier woonde
ESTER KOPEL-RIEGER
vermoord in Auschwitz
op 1944-02-11
Hier woonde Ester Kopel-Rieger, geboren op 17 mei 1901 in Gorlice in Polen. Ester (Erna) is de dochter van Jerichem Rieger en Perl Silbermann. In de geboorteakte staat vermeld dat vader Rieger koopman van beroep is. Gorlice speelt ten tijde van de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol in het Gorlice-Tarnówoffensief: een Duits offensief aan het Oostfont, dat werd uitgevochten in 1915 tussen het Keizerrijk Rusland en de Centralen. Naar hoe de eerste jaren van het leven van Ester en haar vier broers en zussen in Gorlice eruit zien, laat zich raden. Maar opgroeien in een gebied, verwoest door oorlog, zal niet gemakkelijk zijn.
Begin jaren ’30 verlaat Ester haar geboorteland. Van 1932 tot en met 1936 woont zij in Mönchengladbach in Duitsland. In 1937 woont zij in Trzebinia in Polen en vanaf januari 1938 woont Ester in Den Haag aan de Christiaan Bruningstraat 19. Vanuit Nederland doet zij pogingen om naar Amerika te emigreren. Er zijn verschillende documenten bewaard gebleven, waaronder het aanvraagformulier, gedateerd in 1938 en het visum, afgegeven door het Amerikaanse consulaat in 1940. Haar neef Isidor Lorberbaum in Brooklyn New York staat garant voor haar immigratie. Het aanvraagformulier vermeld dat haar beide ouders niet meer in leven zijn. Tevens wordt op het document haar echtgenoot, Leo Kopel, vermeld, van wie Ester gescheiden leeft.
Landinwaarts
Van een emigratie naar Amerika komt het niet, vermoedelijk gooit de capitulatie van mei 1940 roet in het eten. De Jodenvervolging manifesteert zich al snel na de Duitse bezetting. In september 1940 krijgen niet-Nederlandse vreemdelingen in de ‘kuststreek’ het bevel te verhuizen naar landinwaarts gelegen locaties. De brief van 5 september 1940 van de Haagse hoofdcommissaris van politie N.G. v.d. Mey aan dienstbode Ester Kopel–Rieger is bewaard gebleven. Ester wordt gesommeerd Den Haag vóór 9 september te verlaten. Ook wordt haar de toegang verboden tot een groot aantal andere plaatsen in de regio. Vanuit Den Haag doet Ester een aanvraag om door Duitsland te mogen reizen. Mogelijk wil zij terug keren naar Polen. Deze aanvraag wordt niet gehonoreerd.
Intrek bij Henri van Raalte
In september 1940 verlaat Ester de kuststreek en vestigt zich vervolgens in Almelo op Adastraat 24. Zo blijkt uit een vordering van het hoofd van de politie Almelo. Die vordering vermeldt dat zij zich bij verhuizing uit deze gemeente persoonlijk weer moet afmelden, ingevolge artikel 4 van het Vreemelingenreglement. Op 4 februari 1942 schrijft Ester een persoonlijk briefje aan de hoofdinspecteur van de politie Almelo, dat zij na het verkrijgen van een vergunning, verhuist naar Langestraat 34 in Amersfoort. Daar trekt zij in als dienstbode van Henri van Raalte, die een manufacturenzaak heeft op de Langestraat.
Poeriem
Op 19 januari 1942 wordt aan Henri van Raalte een arbeidsvergunning verleend voor de statenloze dienstbode Ester Kopel–Rieger, geldig voor een jaar. Een jaar later wordt deze vergunning met een jaar verlengd. Henri van Raalte speelt een prominente rol in de joodse gemeenschap in Amersfoort. Zo is hij vanaf het najaar van 1941 één van de plaatselijke vertegenwoordigers van de Joodse Raad in Amersfoort. Ook is hij bestuurslid van de Nederlands Israëlitische Gemeente, de kerkeraad. Vanuit die hoedanigheid zorgt hij er nog voor dat op 21 maart 1943, Poeriem (het Lotenfeest), een dienst kan plaatsvinden, ondanks dat het interieur van de synagoge al grotendeels vernield is. Amersfoort telt op dat moment nog slechts 15 Joodse gezinnen.
Joodse emigratie
Van het leven dat Ester in Amersfoort leidt, is weinig bekend. Uit de documenten die van haar bewaard zijn gebleven, kan worden opgemaakt dat zij er alles aan doet om onder de opgelegde maatregelen van de Duitse bezetter en deportatie uit te komen. Op 18 augustus 1942 stuurt zij een brief aan de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung, het Centraal bureau voor Joodse emigratie. De Zentralstelle houdt zich bezig met de deportatie van de Nederlandse Joden. In haar brief schrijft Ester dat zij niet in staat is om te reizen en daarom geen gehoor kan geven aan de ‘Aufruf zur Arbeitsdienstleistung’. Een medische verklaring van de Amersfoortse huisarts Meijer Kamerling begeleidt haar schrijven. Hierin valt te lezen dat Ester last heeft van benauwdheid, hartkloppingen en ook in ruststand last heeft van cyanose (blauwzucht). Haar bloeddruk is 170/90 en zij lijdt aan hypertensie en vermoedelijk het begin van schrompelnieren. Vanwege de aandoeningen kan zij slechts kleine stukjes lopen en moet telkens rusten om op adem te komen.
Invloed van werkgever
Er valt niet met zekerheid vast te stellen of de brief zijn werk heeft gedaan. Opvallend is wel dat Ester in september 1942, daags na de brief met medische verklaring, werkzaam is voor de Joodse Raad, als lid van de Evacuatie Commissie. Mogelijk speelt hier ook de invloed van haar werkgever, Henri van Raalte, mee, die lid is van de Joodse Raad in Amersfoort.
Vermoord
In oktober 1943 vertrekt Ester van de Langestraat naar onbekende bestemming. Op 28 januari 1944 wordt Ester naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Van daaruit vindt op 8 februari het transport naar Auschwitz plaats. Daar wordt Ester Rieger op 11 februari 1944 vermoord. Ester is dan 42 jaar.
Henri van Raalte overleeft de oorlog. Hij overlijdt op 8 mei 1950 op 70-jarige leeftijd.