hier woonde
HENOCH BLüHM
vermoord in Auschwitz
op 1943-01-25
Henoch (Hensch) Blühm wordt geboren op 30 juni 1893 in Amsterdam. Hij is omgekomen in Auschwitz op 25 januari 1943. Henoch is dan 49 jaar. Hij is de oudste zoon van Idar Ber Hirsch Blühm en Dora Dewehre Diamant. Zijn ouders, afkomstig uit Oost-Europa (Baousk en Ostropol) zijn, vermoedelijk op de vlucht voor de vele pogroms na de moord in 1881 op de Russische tsaar AlexanderI II, met omzwervingen in Amsterdam beland. Hier stichten zij een groot gezin. Henoch is hun eerstgeboren kind.
Henoch en zijn broers en zussen groeien op in de Amsterdamse Jodenbuurt van voor de Tweede Wereldoorlog. Zijn vader Ber slaagt erin hier in de loop der jaren een bestaan op te bouwen als schoenmaker met een uitstekende naam. Het Joods Historisch Museum in Amsterdam is in het bezit van een markant portret van hem, geschilderd door Cor Hund.
Eigen koers
De volwassen Henoch vaart in zijn werkend leven een eigen koers: als slagersknecht, als marktkoopman, en uiteindelijk als logementhouder. Zijn laatste overstap naar uitbater van een logement zal te maken hebben met zijn vrouw, Anna Cato Schreuders, met wie hij op 30 augustus 1916 is getrouwd en in de jaren daarna twee kinderen krijgt, Dora Dewehre in 1922 en Meijer in 1929. Anna komt uit een familie die sinds jaar en dag een logiesplek – soms annex koffiehuis – aanbiedt in de Amersfoortse binnenstad. Archiefbronnen laten zien dat haar moeder Mietje (de zus van Nathan Hilversum) een logement heeft gehad achtereenvolgens in de Sint-Jorisstraat, de Breestraat, en in de Coninckstraat.
Coninckstraat 15
Henoch huurt aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog voor zijn gezin, met de inmiddels grote kinderen Dora en Meijer, een woonhuis aan de Coninckstraat 15. Op dit adres staat hij in de Amersfoortse adresboeken in die jaren ook vermeld als logementhouder van ‘De Zon’. Voor familie en vrienden is nummer 15 een gastvrij logeeradres. Neef Jaap Huisman, een van de weinige overlevenden van Henochs’ familie, vertelt na de oorlog aan de toenmalige eigenaar van het pand dat inmiddels de naam ‘Tabaksplant’ draagt over zijn logeerpartijtjes in Amersfoort. Het ‘witneusje uit de grote stad’ heeft dierbare herinneringen aan ‘De Zon’ en de familie ‘Zorg’ zoals ze schertsend in de grootfamilie worden genoemd. ‘Drie zomers heeft hij er gelogeerd…, spelen met Meijertje, die net zo oud is als hij…’ en ‘…bewonderend kijken naar zijn grote nicht Dora, die hij heimelijk een schoonheid vindt.’
Maatregelen
Maar dan breekt de oorlog uit. De bezetting, het virulente antisemitisme, de uitsluiting van de Joden uit de samenleving, Henoch zal het met een wurgende bezorgdheid en angst voor zijn gezin en familie hebben moeten ondergaan. Hij neemt maatregelen, vooraf, en voor zover nog mogelijk als de bezetting een feit is. Huisraad, meubels, sieraden, worden her en der ondergebracht, in de opslag, bij kennissen in Amersfoort, in Veenendaal, in Spakenburg, in Putten. In juni 1942 ligt de oproep voor deportatie in de brievenbus. Anna en de kinderen melden zich niet; ze duiken onder in Nijkerkerveen. Niet bekend is of Henoch met hen is meegegaan, maar uit de data op zijn registratiekaart van de Joodsche Raad is zijn deportatie naar uiteindelijk Auschwitz min of meer op te maken: 12 augustus inschrijving bij de Joodsche Raad, 13 augustus vermoedelijk doorgestuurd naar werkkamp Vledder, 18 augustus 1942 aankomst in Kamp Westerbork, samen met een groep andere Amersfoortse Joden, 19 oktober 1942 gedeporteerd naar Auschwitz.
Geselecteerd voor arbeid
In Auschwitz wordt Henoch geselecteerd voor arbeid. Hij krijgt volgnummer 69243 en wordt overgebracht naar het buitencommando Golleschau. Vanwege ziekte/uitputting is hij waarschijnlijk later teruggestuurd naar het hoofdkamp Auschwitz. Daar komt hij om op 25 januari 1943. Zijn vrouw Anna Cato Schreuders en hun kinderen Dora Dewehre Blühm en Meijer zijn begin mei 1943 verraden op hun onderduikadres in Nijkerkerveen en naar Westerbork overgebracht.
Nalatenschap
Een aantal overlevenden van de familie, onder wie Nathan Hilversum uit Amersfoort, claimt na de oorlog de bezittingen van Henoch en Anna. De correspondentie hierover is na te lezen in een dossier bij het Nederlands Beheersinstituut (NBI) in het Nationaal Archief in Den Haag. Het duurt nog tot begin jaren vijftig voordat de nalatenschap van Henoch door het NBI als afgerond wordt beschouwd.