hier woonde
LOUIS GAST
overleden in Elburg
op 1945-04-13
Opdat we hun namen niet vergeten. Daartoe dienen deze korte biografieën. Louis Gast is zo’n naam. Louis komt op 25 april 1885 in de stad Groningen ter wereld. Zijn vader, David Barend Gast, is geboren in Manchester (Groot-Brittannië). Hij is behalve koopman, ook horlogemaker en later eigenaar van een vleesverwerkend bedrijf. Louis’ moeder is Leentje Van Esso, geboren te Meppel. Zij treden in 1876 te Meppel in de echt. Uit dit huwelijk worden zeven kinderen geboren: vijf meisjes en twee jongens waarvan Louis er een is.
Wanneer Louis vier jaar is, overlijdt zijn moeder in 1889, slechts 35 jaar oud. Een jaar later, om precies te zijn op 25 december 1890, trouwt de vader van Louis met Hester Gerzon uit Groningen. Met een advertentie ín het Centraal blad voor Israëlieten In Nederland bedanken ‘D.B. Gast en echtgenoote hunne Vrienden en Kennissen voor de vele blijken van belangstelling’. David en Hester krijgen samen drie kinderen, twee meisje en een jongen.
Bar Mitswa
Over de kinderjaren van Louis is geen informatie beschikbaar. Het eerste ‘teken van leven’ vinden we in 1898 wanneer Louis, dan 13 jaar oud, ‘bar mitswa’ wordt (letterlijke betekenis: zoon van het gebod). In de Joodse religie houdt dat in dat Louis in kerkelijk opzicht meerderjarig is. Zijn broer Bertus is hem in 1892 al voorgegaan.
Carrière van vader
Dat ook Louis kiest voor het vak van de vleesverwerking zal mede ingegeven zijn door de zakelijke carrière van zijn vader die al in de jaren ’80 van de 19e eeuw vleeshandelaar is en een slachterij annex vleeshouwersbedrijf in Groningen leidt. Talrijke berichten in de lokale bladen getuigen daarvan. In een advertentie van de Winschoter Courant van 10 september 1884 lezen we bijvoorbeeld dat de prijs van ‘(…) billen vanaf heden 43 cent bedraagt’. Ook lezen we over een aanvraag voor de uitbreiding van de productiecapaciteit, of betreffende een kwestie omtrent de bouw van een darmenzouterij die een speciale vergunning vereist. In 1899 vraagt Louis’ vader toestemming voor de oprichting van een ‘vleeschrookerij’ aan de Zuiderbinnensingel te Groningen. De firmanaam is D.B. Gast en Co. De compagnon in kwestie is vermoedelijk Bertus, Louis’ oudere broer van wie bekend is dat hij ook in de vleesverwerkende industrie actief is.
Dank voor belangstelling
Op 25 februari 1914 treedt Louis in het huwelijk met de 28-jarige, in Goor geboren, Bertha Muller. In de Zutphensche Courant: ‘(…) langs dezen weg hunnen dank betuigen voor de belangstelling bij hun huwelijk ondervonden’. De huwelijksplechtigheid vindt plaats in Goor, maar het jonge paar gaat in Zutphen wonen op de Marschpoortstraat 2. Een jaar later, op 24 januari 1915, komt hun zoon Davy Albert ter wereld.
Vleesfabrikant
Dat ook Louis al vroeg actief is als vleesfabrikant blijkt uit een bericht in de Zutphensche Courant van 1916 dat meldt dat de vennootschap van David Barend Gast en Louis Gast (‘fabrikanten van vleeschwaren’) ontbonden wordt, met de toekenning dat ‘(…) Louis Gast alleen of in vereniging met anderen de firma mag voort te zetten’.
Medefirmant Noack
Als ondernemer zoekt Louis nieuwe uitdagingen. In 1919 wordt hij medefirmant van een handelsvennootschap onder de naam ‘firma E. Noack, Koninklijke Fijne Vleeschwaaren en Conservenfabrieken’. De oprichter van dit bedrijf, dat evenals de firma Gast & Co eind jaren ’80 van de 19e eeuw in Groningen start, is de Duitse ondernemer Ernst Noack. Noack, een naam die de oudere inwoners van Amersfoort bekend in de oren zal klinken, is vanaf 1919 in Amersfoort gevestigd aan de Soesterweg 564-568. De vorige eigenaar van het bedrijfspand is H. Menko, eveneens een vleeswarenfabrikant. Afgaand op de tientallen advertenties voor ‘fijne vleeschwaren’, is de merknaam Noack alom bekend.
Voorzitter Armbestuur
Het is omstreeks het jaar 1921 dat Louis Gast, samen met zijn vrouw Bertha en zoon Davy naar Amersfoort verhuizen. Volgens het adresboek van 1921 wonen zij eerst op de Barchmann Wuijtierslaan 60. In 1930 verhuist het gezin naar de Koninginnelaan nr. 28 (nu Koningin Wilhelminalaan). Louis is niet alleen ondernemer, maar beijvert zich ook op cultureel en maatschappelijk gebied voor ‘de Joodse zaak’. Zo is hij is penningmeester van de Maatschappij tot Nut der Israëlieten in Nederland. Daarnaast is hij voorzitter van het Armbestuur der Nederlands Israëlitische Gemeente te Amersfoort. Deze betrokkenheid heeft hij niet van een vreemde: ook zijn vader, David Barend Gast, speelt al in Groningen een belangrijke rol in het culturele leven van de Joodse gemeenschap.
Geariseerd
Als in 1940 de Duitse legers ons land binnenvallen, heeft Louis Gast, die bij de firma Noack ook zakelijk directeur is, aanvankelijk nog weinig te duchten. De bezetter probeert eerst met zachte hand de Nederlandse bevolking tot aanpassing te manen. In 1942 verhuist Louis, waarschijnlijk gedwongen, naar het adres Piersonlaan 16. Het bedrijf wordt ‘geariseerd’, hetgeen betekent dat de Joodse firmant, Louis Gast, terug moet treden en het bedrijf onder controle van de bezetter komt. Er komt een zogeheten ‘Verwalter’, een door de nazi’s aangestelde beheerder die geheel in lijn met de Duitse belangen handelt. Genoemde ‘Verwalter’ is de NSB-er Jozef Lutkie. De resultaten blijven niet uit. Begin 1942 treedt het gehele personeelsbestand van Noack toe tot het Nederlands Arbeids Front, een door de nazi’s gecontroleerd vakverbond. Er vinden zogeheten ‘kameraadschapsavonden’ voor het personeel plaats, georganiseerd door ‘Vreugde en Arbeid’, waar het nationaalsocialistische arbeidsethos wordt gevierd. Op de Dag van de Arbeid (1 mei) krijgt het voltallige personeel vrij met doorbetaling van loon én F2,50 feestgeld om de dag te vieren. In 1942 is Noack het toonvoorbeeld van ‘Schoonheid van den Arbeid’ in de kranten.
Onderduik in Nunspeet
Louis Gast is een ondernemer met vele contacten. Hij en zijn vrouw Bertha moeten geweten hebben wat het naziregime voor Joden nog in petto heeft. Op mogelijke voorspraak van Ernst Noack hoeft Louis niet te rekenen, die is al in 1937 overleden. En wanneer de anti-Joodse terreur hand over hand toeneemt besluiten Louis, samen met zijn vrouw Bertha en hun zoon Davy onder te duiken. Vanaf wanneer is niet bekend, maar Louis en Bertha vinden een onderduikadres in Huize De Keizershof aan de Boterdijk 29 in Nunspeet. Ook een neef van Louis, Berthold Isador Van Esso en zijn vrouw Louise Roozendaal zijn in Nunspeet ondergedoken. Ondertussen voltrekt zich een ander drama: Davy, de zoon van Louis en Bertha komt om het leven. Of zij kennis hebben genomen van de tragische dood van hun zoon is niet bekend.
‘Jodenjager’
Ook voor Louis slaat het noodlot hard toe, nota bene slechts enkele dagen voor de bevrijding van Nunspeet. Naar verluidt wordt in de omgeving van hun onderduikadres een pakket met geld en valse identiteitspapieren voor de ondergedoken Louis en zijn neef Berthold gevonden. De eerlijke vinder is zo naïef het pakket naar de marechausseekazerne te brengen, waarvandaan het op het politiebureau van Nunspeet belandt. Daar weet de hoofdwachtmeester van de marechaussee Karst Doeven, een beruchte nazi en ‘Jodenjager’, wel raad mee. Al dan niet in samenspraak met de dienstdoende Duitse officieren, komt hij onmiddellijk in actie en gaat over tot arrestatie. Louis Gast, Berthold Van Esso en diens vrouw Louise worden opgepakt en van terrorisme beschuldigd. Op last van de Duitse SD-er Paul Hardegen, die bekend staat als een meedogenloze nazi, worden Louis en Berthold zonder vorm van proces op 13 april 1945 in Elburg bij de haven met pistoolschoten geëxecuteerd. Bertholds vrouw Louise blijft gespaard. Op bevel van Hardegen moeten de lijken ter afschrikking van het verzet 24 uur blijven liggen. Een dag later meldt de beurtschipper Dirk Van den Poppe dat ‘(…) een gedood persoon is gevonden, half in het water liggend, in de haven van Elburg’. Even later vindt men enkele meters verder een tweede stoffelijk overschot.
Oorlogswinstmaker
Hoe kan Bertha Gast-Muller verder leven met het verlies van haar man Louis en haar enige zoon Davy? Dat is de vraag wanneer zij na de bevrijding terugkeert in Amersfoort. Tot overmaat van ramp blijkt ook nog dat de gemeente Amersfoort het huis aan de Koningin Wilhelminalaan, waar zij vele jaren met haar gezin heeft geleefd, vordert. Het pand blijkt in de oorlog verkocht te zijn aan de oorlogswinstmaker Frans Teschner die tot 1946 in de villa woont. In september 1946 eist de gemeente het pand op en Bertha Muller dient per omgaande het huis te verlaten. Zover komt het gelukkig niet: mevrouw Muller eist rechtsherstel en wordt in het gelijk gesteld.
Herbegraven
Een jaar eerder, op 20 augustus 1945, wordt het stoffelijk overschot van Louis herbegraven op de Joodse begraafplaats aan de Soesterweg in Amersfoort, waar ook zoon Davy ondertussen zijn laatste rustplaats heeft. De rouwstoet vertrekt van de Noack fabriek, even verderop aan de Soesterweg gelegen.
Betrokken bij Noack
Ondanks haar verdriet blijft Bertha Gast betrokken bij het bedrijf Noack. Dit blijkt onder meer uit een bericht in het Dagblad voor Amersfoort (4 okt 1948) ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van een medewerker. Mevrouw Gast richt als eerste het woord tot de jubilaris. Het Amersfoortse vleeswarenbedrijf Noack sluit in 1976. In 1962 overlijdt Bertha Gast-Muller, 79 jaar oud.