Stationsplein 6
hier woonde
JACOB DE HARTOGH
vermoord in Auschwitz
op 1942-09-30

Jacob de Hartogh wordt op 26 september 1916 in Amsterdam geboren. Zijn vader is Nathan de Hartogh, van beroep koopman en handelsreiziger. Moeder heet Reine Jessurun. Beiden zijn geboren Amsterdammers. Voor zover bekend woont Jacob met zijn ouders in Amsterdam in de Tilanusstraat op 83-II hoog, vlakbij het Oosterpark. In 1926 verhuist het gezin naar de nabijgelegen Transvaalkade 84.

Jacob is de jongste van het gezin. Hij heeft een oudere broer, Abraham, en drie zussen: Sara, Eva en Ida. Niet lang na de verhuizing overlijden Jacobs ouders: moeder in 1927 en vader een jaar erna, beiden 59 jaar oud. Jacob is dan nog maar elf jaar oud. Onbekend is of hij dan uit huis wordt geplaatst. Het is mogelijk dat een van Jacobs zussen, die veel ouder zijn (Jacob is een ‘nakomertje’), de ouderlijke taken heeft waargenomen.

Weinig honkvast

Over Jacobs jeugd en leven is nauwelijks informatie te vinden. Zijn beroep is afwisselend kantoorbediende en huisknecht. Als hij omstreeks twintig jaar is verlaat hij het ouderlijk huis. Hij blijft voorlopig in Amsterdam wonen, maar blijkt weinig honkvast: hij verhuist regelmatig. Zijn eerste adres is de Oudezijds Achterburgwal 162. Volgens de woningkaart van Stadsarchief Amsterdam is hij een neef van de hoofdbewoner. Kort daarna vindt hij een onderkomen op de Aalsmeerweg 64 in Amsterdam-Zuid. Daar wonen Jacobs zus Eva en haar man Hendricus Wesselius. Enkele maanden later al weer verhuist hij naar de Veerstraat 15. In 1940 verblijft hij dan ook nog korte tijd op het adres Van Walbeeckstraat 74-I hoog waar ook zijn zus Sara, die als verpleegster werkzaam is, haar woonadres heeft.

Verblijf in Hotel Monopole

Een half jaar later, het is 19 februari 1941, verhuist Jacob naar Amersfoort. Hij heeft ongetwijfeld kennis genomen van de anti-Joodse terreur. Een week later, op 25 februari, vindt de Februaristaking plaats als massaal protest tegen de Jodenvervolging. Wellicht hoopt hij in Amersfoort veilig te zijn. Jacob gaat wonen op Stationsplein 6. Op genoemd adres is Hotel Monopole gevestigd. Mogelijk heeft Jacob daar werk gevonden als huisknecht. Hij blijft daar ruim een jaar en moet dan op 23 juni 1942 op last van de Duitsers (terug) naar Amsterdam verhuizen. Hij vindt woonruimte op de Oranje Nassaulaan 1, onder normale omstandigheden een aangename locatie in de buurt van het Vondelpark. Zijn verblijf daar is van korte duur want op 4 augustus wordt Jacob in Kamp Westerbork geïnterneerd. Enkele dagen later al gaat hij op transport naar Auschwitz waar hij op 30 september 1942 wordt vermoord. Jacob is dan 26 jaar.

Deportatie, liquidatie en overleven

Ook Ida, de jongste van de drie zusjes De Hartogh, wordt vermoord in de Shoah. Zij woont tot aan haar deportatie in Apeldoorn in het Joods Psychiatrisch Ziekenhuis. Waarschijnlijk gaat zij van hieruit met het massale transport van 22 januari 1943 direct naar Auschwitz waar zij drie dagen later vermoord wordt. Sara, de oudste van het gezin, duikt onder in Friesland maar wordt daar te IJlst door het lokale verzet geliquideerd net als onze stadgenoten William Herz en zijn vrouw. Het verhaal gaat dat zij op het punt staat namen van mensen uit het verzet te verraden. Abraham en Eva, broer en zus van Jacob, overleven met hun respectieve echtgenoten de oorlog.