Jentje Hilversum

Jentje (roepnaam Jantje) Hilversum komt op donderdag 6 juli 1933, op een mooie zomerdag, ter wereld in Amersfoort. Ze is de jongste dochter van Schoontje Peperwortel en Hartog Hilversum en het derde kind in hun gezin. 

Ze groeit op in de binnenstad en als ze naar de lagere school mag, kiezen haar ouders voor een school in de Puntenburgerlaan, de Openbare Lagere School 6. Als de oorlog uitbreekt, verandert er al snel veel voor Jentje. De anti-Joodse maatregelen die vanaf juli 1940 in hoog tempo worden doorgevoerd door de nazi’s, raken op brute wijze aan Jentje’s leefwereld. Op heel veel plekken in de stad is ze niet meer welkom, ze moet naar een andere school, naar een aparte Joodse school, ze moet altijd een Jodenster dragen.

Een maand met elkaar

Op 5 oktober 1942 wordt de negenjarige Jentje ‘opgepakt’ met haar moeder Schoontje en haar zus Sara en weggevoerd naar Kamp Westerbork. Daar ziet ze haar vader Hartog terug. Bijna een maand lang zijn ze nog met elkaar – maar zonder haar broer Nathan – in het overvolle kamp. Op maandag 2 november 1942 staat ze samen met haar ouders en haar zusje en 950 andere mensen op de transportlijst voor deportatie naar Auschwitz. Op 5 november 1942 is Jentje Hilversum vermoord in de gaskamers van Auschwitz.